donderdag 2 januari 2014

Een schaakvader op een Schaakfestival

(Oorspronkelijk gepubliceerd in het toernooiboek van het Schaakfestival Groningen 2013: 'Chess Festival Groningen 20-30 december 2013')

Toen ik werd gevraagd een bijdrage te schrijven voor het toernooiboek van het Schaakfestival Groningen 2013 moest ik meteen denken aan het eerste artikel dat ik precies twee jaar geleden schreef voor de website van SC de Paardensprong, de bloeiende Groningse jeugdschaakvereniging waar mijn achtjarig zoontje destijds net een jaar lid van was. Samen met vier clubgenoten had hij zich ingeschreven voor het Compact toernooi van 2011. Ik besloot hun voorbeeld te volgen. Minder vanwege het schaken dan wel dat het mij de gelegenheid bood een serie van dagelijkse schaakverslagen te schrijven over het Schaakfestival, die ik voor een deel in het teken plaatste van een denkbeeldige competitie tussen vader en zoon.

Mijn verhouding tot het Schaakfestival en het schaken in het algemeen kan ik niet beter verwoorden dan in onderstaande alinea’s uit het eerste artikel van die serie:

“…
Het Groninger Kerst-schaaktoernooi ken ik trouwens uit een ver verleden. Ooit, meer dan 25 jaar geleden, heb ik er zelf een keer aan deelgenomen. Bijster goede herinneringen bewaar ik er niet aan. Dag aan dag vier uur zwijgend achter een schaakbord tegenover een meestal even zwijgzame tegenstander, ergens onderin het toernooi, zeg maar: de bodem van de bodem, en dan na afloop op de fiets de spreekwoordelijke donkere dagen in richting huis. Natuurlijk, meestal met een droevige nederlaag op zak. Nee, erg vrolijk kon je daar niet van worden.

Ik was in die tijd enkele jaren lid van schaakclub Groningen. Schaken had ik als kind al geleerd, en bij vlagen speelde ik het spel tegen vrienden. Ik dacht dat het niet anders kon of met mijn aangeboren talent (...), wekelijkse oefening en wat studie, moest ik het op een echte schaakclub een heel eind schoppen. Helaas. Niet zelden verknoeide ik door blunders mijn met veel pijn en moeite opgebouwde stellingen. Ook een boekje met openingen bood geen soelaas. Of het nu e2-e4 was, of d2-d4: meer dan drie zetten van een opening kon ik niet onthouden, daarna husselde ik de vele varianten steevast door elkaar. Nog even meende ik met het riskante en agressieve koningsgambiet, e4 gevolgd door f4, mijn natuurlijke stijl gevonden te hebben ... Tot ik snel ook daarmee van het bord geveegd werd.

De ratings van een Karpov en Timman waren natuurlijk onmenselijk hoog, en dat enkele topspelers van de club een rating hadden van wel 2000 kon ik ook accepteren. Maar dat horden eenvoudige clubspelers moeiteloos een elo van 1500 of 1600 bereikten waar ik met een gapend en onoverbrugbaar gat ver van verwijderd bleef: dát werd me op zeker moment toch echt te veel. Een rating in de 1300 was mijn plafond. Meer zat er niet in. Het was niet anders. Ik hing het schaakbord definitief aan de wilgen en gaf mij op voor een bridgecursus.

Bridgen bleek trouwens ook een leuke denksport; gezellig en vergeleken met schaken bepaald socialer. Je speelde op een avond niet slechts een partij, maar al snel 24 potjes tegen verschillende mensen, en vanwege een grotere geluksfactor kon je tegen betere spelers zomaar eens winnen. Bridge speel ik sinds die tijd wekelijks.

Passief volgde ik het schaken echter nog steeds en mijn ontzag voor het spel en zijn beoefenaars bleef onverminderd groot. Al die tijd beschouwde ik het schaken op de denkbeeldige denksportladder als ver verheven boven bridge. Dat bridgen mocht dan aardig zijn, stiekem bij mezelf noemde ik het - en op een schaaksite dus hardop - spottend (ook met mijzelf) een (denk)sport voor talentlozen. Nee, dan schaken! Geen twijfel mogelijk. Dat was het echte werk. (Zo hoor ik dan toch nog een beetje bij de schakers ... hoop ik ...)
…”

Karpov - Timman tijdens IBM toernooi Amsterdam 27 mei 1981
(Foto: Rob Bogaerts/Anefo, Nationaal Archief, zie evt. hier)

Precies zo was het. En zo is het. Zelfs de namen van (Anatoly) Karpov en (Jan) Timman waren, zo blijkt nu, raak gekozen. Want juist zij spelen de traditionele tweekamp op het Schaakfestival van 2013. Puur toeval natuurlijk, maar dat ik de namen van deze twee noemde was niet toevallig. In mijn puberjaren maakte ik hun beider opgang naar de wereldtop bewust mee en alles wat je in die fase intens tot je neemt blijft je leven lang bij je.

Vergeleken met 2011 is er meer dat gelijk gebleven is, zoals mijn schaakrating. Er zijn ook dingen veranderd, gelukkig maar: zoonlief is mij inmiddels ruim voorbij en kan in de komende editie van het Schaakfestival in de Open B groep misschien nog hoge ogen gooien.

Het schrijven over schaken in de rol van schaakvader ging mij beter af dan het schaken zelf. In die hoedanigheid beleefde ik begin juni het meest bijzondere schaaktoernooi dat ik in 2013 in Nederland meemaakte:  het Basamro Chess Tournament op voormalig cruiseschip de ss Rotterdam gelegen in de haven van de gelijknamige stad.

Net als de tweekamp op het komende Schaakfestival werd dat toernooi georganiseerd in het kader van het Nederland-Ruslandjaar 2013 met o.a. een teamafvaardiging uit Moermansk, de Russische stad overigens waarmee Groningen al bijna 25 jaar een stedenband onderhoudt. Jan Timman was er een weekend lang de prominente eregast. En het was in de wandelgangen dáar dat ik vernam van het sensationele plan om Karpov en Timman voor een tweekamp op het Groninger Schaakfestival samen te brengen.

De belevenissen op dat toernooi inspireerde mij tot het schrijven van een lang verhaal op het schaakblog ‘schaakvaderverhalen’ dat ik net gestart was: “Het BASAMRO Chess Tournament! Sprakeloos ….”. Een verhaal over heden en verleden, oude en nieuwe roem, mijn ontmoetingsloze ontmoeting met Nederlands levend schaakmonument Jan Timman, en over terugkerende sprakeloosheid. Omdat ik toch bezig ben, ook daaruit een persoonlijke passage:

“…
Ik voel een aandrang in het binnenste van mijn rechterarm, alsof die een eigen wil heeft, om een beweging in zijn richting te maken. Een hand uitsteken naar Jan Timman? En zeg ik daar nog iets bij dan? Ik ben die en die en ik geef u nu een hand? Moet ik hem met ‘u’ aanspreken of behoort ‘jij’ ook tot de mogelijkheden? Ben ik überhaupt bij machte iets meer dan onnozel gestamel voort te brengen? Waarom trouwens eigenlijk hier Timman de hand schudden? Het feest is voorbij. Of denk je soms dat hij hier nu staat om afscheid van iedereen te nemen? Speciaal van jou natuurlijk, ha!
…”

Jan Timman tijdens de simultaan van het Basamro Chess Tournament, 1 juni 2013
(Foto Ab Scheel)

En zo  komen er aan het einde van het jaar een aantal lijntjes fijn bij elkaar. Op het Schaakfestival Groningen 2013. Ik zal er bij zijn en alles op de voet volgen. Op afstand natuurlijk, want ik ken mijn plek. In de staart van de Open C of – als ik voor de korte versie kies - de Compact D.

Geen opmerkingen:

Een reactie posten