donderdag 29 augustus 2013

Mat achter de paaltjes op Atlantis

Overdag liep ik maar te piekeren, 's nachts werd ik badend in het zweet wakker. Ik had gehoopt het geheim te kunnen houden. Alsof het niet gebeurd was. Negeren. Desnoods relativeren. Dat het toch maar een spelletje is. Dat schaken bedoel ik.

Het lukt niet. Wat ik ook probeer. Want ik weet beter. Ik weet dat de tam-tam ook in de schaakwereld zijn werk doet. Misschien niet luid en onbeschaafd, maar daarom niet minder doeltreffend. En al zullen ze me niet in mijn gezicht uitlachen, achter mijn rug om zal het plezier des te groter zijn en zullen ze gniffelen: kijk, daar heb je hem, je weet wel, toen bij Atlantis ...

Er was immers niet alleen een tegenstander, er stonden ook toeschouwers om heen. Niet op het moment tóen het gebeurde, maar wel onmiddellijk erna. Zoals aasgieren meteen boven een dood dier hangen, zo stonden ze in een ommezien rond de tafel. Ze ruiken het wanneer er ergens iets te halen is. En zodra ze gezien hebben wat het was, schieten ze alle kanten weer op. Het gezicht in de plooi. Maar oh, oh, wat hebben ze inwendig een pret.

Het is nu drie dagen later en ik heb besloten het over een andere boeg te gooien. Misschien is het nog niet te laat. Maar langer moet ik niet wachten, omdat het dan ongeloofwaardig wordt. Ik zal gaan bekennen, sterker nog, ik ga het zelf openbaar maken. Terwijl dat helemaal niet nodig is. Niemand vraagt er om en ik ben het niet verplicht. Wettelijk niet en moreel evenmin. Maar zo neem ik ze de wind uit de zeilen, maai ik hen het gras voor de voeten weg en door er vanaf nu zelf alleen maar hartelijk om te lachen, draai ik het in mijn eigen voordeel om. Want laten we wel zijn, dat schaken ís toch alleen maar een spelletje? Nou dan!

Maar eerst zal het hoge woord er uit moeten. Het is vreselijk, maar ik moet door die zure appel heen bijten. Geniet er maar even van, ja jij! nare lezer, lach maar even hardop, als je dat zo graag wil, ga je gang, het plezier en het leedvermaak zij je gegund. Maar we spreken wel één ding af en dat is dat het daarmee ook afgelopen is. Basta! Begrepen?

Goed. Hier dan. Afgelopen zondag, de laatste dag van het Open Atlantis, de laatste partij van de dag, de laatste partij van het toernooi, en daarvan de laatste zet, ging ik ... eh, ging ik dus ... eh ... mat | achter | de | paaltjes ...


Pfff ... Dat is eruit. Nu goed blijven ademhalen. Goed zo. Heel goed. Even pauze nu ... Zie je wel. Dat lucht op. Ik voel mij meteen al wat beter ...

....

Ik kom straks nog op de partij terug. Eerst even naar Eelke. Hij speelde een prachtig toernooi, had over geluk niet te klagen, maar speelde ook vele fraaie zetten en mooie aanvalspartijen. Na vijf ronden vier overwinningen en een bye. Op zondagochtend werd enige medekoploper Marcel Pouw aan de zegekar gebonden, en het kon niet anders of het laatste (desnoods halve) punt ging er ook komen voor een ongedeelde eerste plaats. Tegenstander Martijn Bakker dacht daar echter anders over. 


Dit is de stelling die Martijn met wit vanuit een koningsgambiet na 22. Pd2-f3 op het bord kreeg. Nu is het natuurlijk niet aan iemand die zich op de achterlijn mat heeft laten zetten om een oordeel te vellen over een schaakpartij (de computer geeft zwart hier overigens een voordeel van 0.6), wel mag ik zeggen dat wit met deze prachtige opstelling van zijn stukken een regelrechte schoonheidsprijs verdient. Een loper op g3 aan beide zijden geflankeerd door een paard, pal erachter op de f-lijn een batterij torens: al deze stukken in een piepklein vierkantje geconcentreerd in een hoek van het bord en een dame die op afstand ondersteuning biedt. Een plaatje. Alles in de startblokken voor een massale koningsaanval. Die dan ook kwam, 13 zetten later was het mat. Zie in de viewer hoe dat precies ging.

Tot één zet voor het einde was ik eigenlijk zeer tevreden over mijn eigen toernooi. Na een valse start en een bye, behaalde ik in de derde ronde een duidelijke overwinning. In ronde vier wist ik de later als gedeeld tweede eindigende Jaap van der Graaf een partij lang stevig bezig te houden. Sterker nog, door een pionoffer op mijn vierde zet die zijn koning veroordeelde tot een verblijf in het midden én een ruime ontwikkelingsvoorsprong dacht ik duidelijk voordeel te hebben. De praktijk was weerbarstiger. Waarna ik hoopte dat in elk geval computer Fritz mij bij thuiskomst zou ondersteunen in mijn aanvankelijke oordeel. Helaas, ook die was niet op mijn hand. Kennelijk lijd ik aan de ziekte waar meer schakers last van hebben, nl. dat ze te optimistisch zijn over hun eigen stelling.

Zaterdagavond gelukkig weer een 1400 speler, mijn niveau en een goede mogelijkheid mijn rating wat op te krikken. Toen ik een kwaliteit verloor besefte ik dat dit een geheel mislukt toernooi dreigde te gaan worden. Ik stribbelde nog wat tegen, ging een loperruil uit de weg maar had daarvan een zet later spijt omdat ik vermoedde dat ik een soort van pionnenvesting had kunnen opzetten waar mijn tegenstander alleen met teruggave van de kwaliteit doorheen had kunnen breken. Net toen de moed me helemaal in de schoen was gezonken, ging híj echter fouten maken. Mooiste moment was toen ik een röntgenaanval van zijn loper op mijn dame en koning kon toestaan, omdat de toren die zijn loper dekte, juist door een penning míjnerzijds aan zijn plaats gebonden was, zodat ik zijn loper straffeloos met mijn dame van het bord kon nemen. Het duurde even maar na een kleine vier uur spelen had ik de vis toch op het droge en kon ik - niet verwacht - de blik alsnog richten op de bovenste helft van de ranglijst.

Zondagmorgen met wit tegen een 1800 speler. Zijn voor mij vreemde openingskeus probeerde ik zoveel mogelijke met zowel logische als agressieve zetten - niks te verliezen immers - te beantwoorden: 1.e4 c5 2.Pf3 Pf6 3.e5 Pd5 4.c4 Pc7 5. d4 cxd4 6. Dxd4, Pc6 7. De4. Dat leek aardig te lukken, het duurde steeds langer voordat de zetten uit de vingers van mijn opponent kwamen. Desalniettemin kwamen in het middenspel zijn stukken zo dreigend mijn kant op dat ik vreesde in een veelheid aan tactische trucs gelopen te zijn. Gelukkig wist ik het tot afruil van een aantal stukken te brengen, die mij weliswaar een pion kostte maar ook een stelling opleverde, waarin zijn koningsvleugel nog geheel onontwikkeld was. Net als tegen Jaap bleek dat niet genoeg voor de winst en na een minder sterke zet was er geen houden meer aan. Zijn compliment dat ik veel beter speelde dan mijn rating aangaf (..), pareerde ik bescheiden door te stellen dat ik altijd ergens in een partij wel de fout inging om niet te zeggen blunderde. Nog niet bevroedend hoezeer dit in de volgende partij reeds bewaarheid zou worden.

Die volgende (en laatste) partij was tegen Johan Dijkstra, met een rating van 1532 de perfecte tegenstander om mijn toernooi met een mooie W-We score af te sluiten. Met de topvorm waarin ik inmiddels verkeerde - groeien in het toernooi heet dat immers - gaf ik mijzelf daartoe alle kans. Johan, met wit spelend, besloot tot het Evans gambiet ... Geen lezer van mijn blog, die Johan, zo concludeerde ik onmiddellijk. Het Basamro verhaal  (over dag 2) waarin dit gambiet uitvoerig aan de orde komt, had hem tot de overtuiging kunnen brengen dat ik op dat gebied best eens een kenner zou kunnen zijn. Nu valt dat natuurlijk nogal vies tegen, maar wel wist ik mij te herinneren dat de loper i.p.v. naar a5 ook teruggetrokken kan worden naar e7. Dat pakte goed uit. De voorsprong van een pion raakte ik weliswaar kwijt maar ik kreeg daar het loperpaar tegenover twee paarden voor terug en daarnaast zat wit ook nog eens opgescheept met een lelijke geïsoleerde c-pion.

Nee, ik was er zeker van, deze partij ging ik winnen. Wie weet met een loperoffer op h3. Wat een prachtig toernooi speelde ik hier toch. De toren moest erbij, ditmaal wilde ik een snel einde. Johan deed drie achtereenvolgende zetten met zijn paarden. Dat daardoor de d-lijn geheel open werd, merkte ik niet op. Zie je wel, dacht ik bij mezelf, hij springt maar wat machteloos heen en weer met die arme beesten. Wacht maar tot ik hun koppen er af hak. En zie hoe ik straks mijn lopers als dolken in zijn koningsstelling zal priemen en als schroevedraaiers nog even in het rond ga draaien. En dan met mijn dame het karwei genadeloos zal afmaken. Hoe het allemaal precies moest, dat wist ik nog niet - maar wat een bloedbad ging dit worden. Eerst maar eens die dame van hem aanvallen, dat kan nooit kwaad.
  
De stelling na Pd2-c4

Lieve lezertjes (ja, ik ga toch maar weer aardig doen tegen jullie): in deze stelling speelde ik dus Tf6, een zet die achteraf ook door Fritz niet goedgekeurd werd. Nog steeds niet beseffend welke ramp zich boven mijn hoofd had voltrokken, probeerde mijn (dat moet gezegd) zeer begripvolle tegenstander mij met voorzichtige hand-, hoofd- en ooggebaren - beurteling richting zijn toren, het veld d8 en mijn persoontje - rijp te maken voor het slechte nieuws. Het duurde even voordat alles tot me doorgedrongen was. Zoals het ook even duurde voor ik zijn medeleven enigszins kon waarderen. Want ergens was het maar een minne streek, vond ik, hij speelt een baggerpartij, dat Evans gambiet kent-ie toch eigenlijk helemaal niet en dan aan het eind ook nog zo'n onsportieve rotzet - bah! Johan bleef echter de correctheid zelve en vroeg zelfs beleefd of hij de zet Td8 nog voor de vorm moest uitvoeren. 

Nu, dat mocht van mij. Want dat schaken was immers maar een spelletje? Zo hadden we het toch afgesproken? Precies! En daarmee: basta!!


1 opmerking: